“Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald.” (Johannes 20:1)
Een (DUISTERNIS)
Mijn ziel wacht op God, als wachters in de nacht.
Zie hier, ik, mens, gevangen in de nacht.
Verlangend naar een nieuwe dag, alles nieuw, opnieuw geboren.
Twee (LICHT)
Als alles duister is, onsteek dan een lichtend vuur, dat nooit meer dooft. (Taize)
Drie (SCHEPPING)
In den beginne: niets.
God spreekt: Er zij licht. En er was licht.
God spreekt: mens. Ik ben. (naar Genesis 1)
Vier (BEVRIJDING)
Een schot van ontferming is onze God,
Hij heeft ons gezocht en gezien,
zoals de opgaande zon aan de hemel.
Hij is ons verschenen toen wij in duisternis waren
in schaduw van dood,
Hij zal onze voeten richten op de weg van de vrede. (naar psalm 70)
Vijf (HERSCHEPPING)
Een nieuw hart, zal ik jou geven. Een nieuwe geest over je uitstorten. Weg met het hart van steen, een hart dat slaat voor mensen zal ik je geven.
(naar Ez 36:26)
Zes (HOOP)
Hij houdt de hand vast van het meisje. Talita koem. Kind, jou zeg ik, sta op.
(naar Marcus 5:42)
Zeven (OPSTANDING)
Toen zij aan het vertellen waren, stond Hij opeens in hun midden. ‘Vrede’, zei hij.
(Lucas 24:36)